OQ-45

Licentie

Ik word regelmatig benaderd met de vraag waar de Nederlandse Outcome Questionnaire (OQ-45; Lambert et al., 2006) en de Nederlandse handleiding (de Jong et al., 2009) te krijgen zijn. Hieronder wat meer informatie:

Hoewel ik de Nederlandse handleiding voor de OQ-45 geschreven heb, ben ik niet degene die over de licentie gaat. De licentie voor de Nederlandse OQ-45 is in handen van OQ Measures, in Salt Lake City, UT. Bij de licensie zit één handleiding inbegrepen. Losse handleidingen kunnen bijbesteld worden. Mail met info@oqmeasures.com voor meer informatie (in het Engels).

Er zijn twee soorten licensies:

  • Paper and pencil – deze licenties zijn levenslang. Er wordt een vast bedrag betaald, afhankelijk van de grootte van de praktijk die gebruik wil maken van de OQ-45
  • Digitale licentie – hier wordt een bedrag van $ 1,- betaald per cliënt per jaar, ongeacht hoe vaak de OQ-45 binnen die cliënt wordt gebruikt. Daarmee wil OQ Measures het gebruik van tracking stimuleren. Bij grotere volumes en bij langere contracten wordt een korting berekend, die kan oplopen tot 30%. Veel leveranciers van ROM software hebben al contracten gesloten met OQ Measures en in dat geval kunnen de licentiekosten vaak rechtsstreeks via de ROM applicatie aanbieder worden betaald. Als u in die situatie zit en u wilt zelf een handleiding bestellen, vermeldt er dan bij via welke applicatie u reeds een licentie heeft.

 

Veelgestelde vragen

Hieronder een overzicht van veelgestelde vragen over de OQ-45

Q: Op vraag 7: wat in te vullen wanneer je geen relatie hebt?
A: nooit (0)

Q: Hoe kunnen cliënten antwoord geven op de werkvragen als ze geen werk hebben?
A: In de instructie aan het begin staat dat de vragen over werk/school opgevat moeten worden als de belangrijkste vrijetijdsbesteding. Dit kan dus bijvoorbeeld ook huishoudelijk werk zijn of vrijwilligerswerk.

Q: Vraag 17: “Ik heb een onbevredigend seksleven”, hoe vul je dit in als je geen relatie hebt?
A: Deze vraag kan beantwoord worden, ook als je geen relatie hebt. Sommige mensen hebben geen seksuele contacten en zijn hier tevreden of ontevreden over, terwijl anderen wel seksuele contacten over hebben waar ze tevreden of ontevreden over kunnen zijn.

Q: In de handleiding lees ik dat vooral patienten die een hoog risico lopen niet te profiteren van de behandeling, baat hebben bij feedback. Wat voor patienten vallen er onder de hoog risico patienten?
A: Dit zijn cliënten met een hogere OQ beginscore en een lage verwachting van de uitkomst van de therapie. Ook mensen met een lage opleiding, meerdere as 1 diagnoses, een persoonlijkheidsstoornis als hoofddiagnose hebben lagere kansen op een positieve uitkomst van de behandeling. Een artikel hierover heb ik net ingediend voor publicatie.

Q: Er staat in de handleiding dat er in NL sekseverschillen zijn wat betreft de cutoff scores. Zijn er geen verschillende cutoff scores voor IR en de totale schaal? Deze noem je namelijk niet in de handleiding.
A: Klopt, op deze schalen zijn geen significante sekseverschillen gevonden, dus zijn er ook geen verschillende cutoffscores.

Q: Kun je kort iets zeggen over Clinical Support Tools?
A: De CSTs zijn op dit moment in gebruik in het gecontroleerde onderzoek dat ik doe in GGZ NHN, Dimence en ‘tCentrum. Als de cliënt niet goed vooruitgaat wordt een extra vragenlijst afgenomen, die meet de motivatie, werkalliantie, sociale steun en dagelijkse gebeurtenissen bij de cliënt. De therapeut kan doorklikken om suggesties te krijgen hoe bijv. de werkalliantie verbeterd kan worden, op basis van literatuuronderzoek op deze onderwerpen.

Q: In de beschrijving van de subschaal ‘symptomatische distress’ staat dat er enkele vragen worden gesteld over alcohol- en middelengebruik. Alleen vraag Vraag 11 gaat hierover, de andere vragen die bij deze subschalen worden genoemd gaan niet direct over alcohol- of middelengebruik. Hoe zit dit precies en wat is de functie van deze vraag over alcohol? Vraag 26: ” Ik erger me aan mensen die kritiek hebben op mijn drinken (of drugsgebruik)”. Valt onder de subschaal ‘inter-persoonlijke relaties’. Waarom is hiervoor gekozen? en het lijkt mij niet helemaal puur om problemen inter-persoonlijke relaties te gaan, maar ook over problemen rondom middelenmisbruik.
A: Vragen 11, 26 en 32 gaan over alcohol- en middelengebruik. Omdat vragen over deze onderwerpen vaak nogal scheef verdeeld zijn (weinig mensen scoren erop), kunnen ze de betrouwbaarheid van de schaal verpesten. Om die reden zijn de drie vragen over alcohol- en middelengebruik over de drie subschalen verdeeld. Ik zou hier zelf niet voor gekozen hebben, maar in de originele versie van de OQ is dit gedaan, en om die reden heb ik het voor de Nederlandse versie ook aangehouden.

Q: Waarom is de laatste subschaal bijgevoegd (angst en somatische distress)? En wat wordt hier precies mee bedoeld? Angst klachten en somatische klachten die los staan van elkaar of zijn deze klachten aan elkaar gerelateerd? Is het zinvol de uitslagen op deze schaal (juist wel of niet) te benoemen in het samenvattende verslag voor de behandelaren?
A: Dit is een een beetje een technisch verhaal, maar er was toen we de drie-factor structuur getoetst hadden nog onverklaarde variantie: oftwel een clustering in antwoorden op diverse items die niet voldoende door de bestaande schalen werd verklaard. Omdat we geen compleet andere factorstructuur wilden voorstellen voor de Nederlandse versie (zoals bij de SCL-90 wel gedaan is), hebben we ervoor gekozen om een zogenaamd bi-factor model te maken, waarbij vragen zowel konden bijdragen aan de orginele schalen, en daarnaast nog op nieuwe schalen. De Angst en Somatische Distress schaal is een gevolg van de onverklaarde variantie van de SD schaal (op 1 item na zijn alle vragen uit deze schaal afkomstig). Het is een schaal die je naast de SD schaal kunt gebruiken en hij kan laten zien dat de klachten vooral angstig en somatisch van aard zijn (Als de ASD schaal relatief hoger is dan de SD schaal, wordt vooral op de angstitems gescoord. Zelf delen wij de subschaalscores door het aantal items, waar een score van 0-4 verkregen wordt en de schaalscores onderling direct te vergelijken zijn).

Q: Is de kwaliteit van leven voldoende opgenomen in de OQ? Ofwel: kan de OQ ook gebruikt worden als instrument om de kwaliteit van leven te meten? Wat vind jij hier van? En is dit ook de algemeen geldende mening?
A: In de set van GGZ N is de OQ opgenomen voor symptomen en algemeen functioneren. Voor kwaliteit van leven is de OQ-45 minder geschikt.

Q: Op de klinische psychotherapie afdeling kwamen vragen over de OQ. Ze merkten dat patiënten sommige vragen als vervelend of vreemd ervaarden. Het ging dan met namen over vragen die betrekking hadden op werk en drugsgebruik. De patiënten geven dan aan dat hier helemaal geen sprake van kon zijn omdat ze op een kliniek zitten. Ze vroegen zich af of patiënten uit andere klinische settingen dit ook merkten en hoe hier mee om kon worden gegaan. Weet jij of vergelijkbare ervaringen zijn opgedaan in andere klinische setting en hoe zij hier mee om gaan?
A: Dit probleem hebben we inderdaad bij meerdere klinische settings gezien. Wat betreft de werkvragen lossen we dat als volgt op: de vragen gaan over werk of de belangrijkste dagbesteding (zie ook de instructie). Als de belangrijkste dagbesteding de taken en therapie zijn die ze in de kliniek volgen, dan gaan de vragen dus daarover. Omdat het steeds over de afgelopen week gaat, is bijvoorbeeld de vraag: “Ik werk/studeer niet meer zo hard als vroeger” op te vatten als “Ik doe mijn taken op de kliniek niet meer zo hard als eerder”. De vragen of drugs- en alcoholgebruik kunnen met 0 “nooit” beantwoord worden als er die week geen drugs- of alcohol gebruikt is. Daarbij moet natuurlijk wel het weekendverlof ook worden meegenomen, als een patiënt verlof heeft gehad.

Q: Zijn er aparte normen voor de eerste lijn?
A:  We zijn bezig met een nieuwe versie van de handleiding, waarin dan ook nieuwe normen worden gepubliceerd. Daarin staan ook normen voor de eerste lijn, en (dag)klinische settings.